}
Don't Miss
Home » Kastelen en Villa’s Urbex Frankrijk » Urbex: Château Lumiere
Chateau Lumiere
Buitenkant van Chateau Lumiere

Urbex: Château Lumiere

En zo wordt je gevraagd om een reportage te schieten voor kwaliteitskrant ‘De Standaard’. Ieder weekend worden diverse thema’s in hun weekend magazine uitgelicht. Griet, een hoofdredactrice bij De Standaard is sinds kort ook gefascineerd geraakt door vervallen en verlaten panden. Het leek haar daarom een goed idee ook hier een uitgebreide reportage aan te wijden.

Urbex reportage voor De Standaard

Halverwege januari dit jaar zijn wij benaderd door Griet, met de vraag of wij een urbex reportage wouden verzorgen voor haar tijdschrift. Omdat Urbexer’s altijd voorzichtig te werk gaan, hebben wij vooraf duidelijke afspraken met elkaar gemaakt.Wij als urbexer’s wilden graag onze passie en onze gedachtegang over onze hobby delen, zonder al te veel informatie prijs te geven.
Het leek ons daarom een goed idee de journaliste een dag met ons mee te nemen, zodat zij kan ervaren hoe wij als urbexer’s te werk gaan.

Chateau LumiereUrbexen in Château Lumiere

Als je een reportage gaat schieten, wil je het ook direct goed aanpakken, aldus Harrie en mij. We zitten al een tijdje te wachten om naar Château Lumiere te gaan en dit leek ons een goed moment. Griet, de Journaliste was ook erg enthousiast en leek het een pracht locatie. Aangezien het voor ons meer dan 800 km heenrijden was, zijn wij wezen overnachten in Maastricht.

Urban exploring is vroeg opstaan

S’ochtends vroeg om 5 uur ging de wekker, met veel moeite toch binnen 10 minuten het bed uit weten te kruipen om vervolgens nog een kleine 5 uur in de auto te zitten. Château Lumiere ligt in het oosten van Frankrijk, in de buurt van Colmar. Het verlaten kasteel zelf ligt in een pittoresk Frans dorpje, waar nauwelijks een buitenstaander terecht komt. Afijn na 5 uur in de auto te hebben gezeten, hebben wij de auto geparkeerd op een parkeerplaats pal voor het kasteel. Het eerste aanzicht van het kasteel zag er veel belovend uit. Een imposant uiterlijk kenmerkt dit kasteel(-tje), wat vroeger in het bezit was geweest van een tabaksfabrikant. Toen de zaken eenmaal slechter gingen, was de eigenaar gedwongen het huis te verkopen. Sindsdien is het kasteel in het bezit geweest van verschillende eigenaren, maar helaas steeds verder in verval geraakt.

Deze urbex locatie is makkelijk te betreden aan de achterkant van het pand. Let wel dat er een zeer steile afdaling is achter het kasteel.


Begane grond - Chateau Lumiere

Schuilnaam zonder adres

En zo zit ik op een vrijdagochtend in een onooglijk dorpje in de Vogezen in mijn auto op twee Nederlanders te wachten. De wereld sliep nog toen ik thuis vertrok, en dat lijkt ze zes uur later in dit Franse plekje van 2.000 inwoners nog steeds te doen. De baan slingerde zich het laatste uur tussen heuvels en bergtoppen, en op het einde wachtte een tunnel – de enige levenslijn tussen het dorp en de andere kant van het massief.

Ik herken het pand waarvoor ik gekomen ben, meteen. Het ligt pal aan de enige hoofdweg die het dorp rijk is, met zicht op een plein. Niet wat ik had verwacht, ik zag het op z’n minst op een afgelegen plek, onttrokken aan pottenkijkers. Want dit gehucht mag dan vijf man en een paardenkop groot zijn, die zitten op dit uur wel op het bankje tegenover het huis. En een man van de gemeente wiedt net dáár op de stoep, aan de ijzeren toegangspoort, het onkruid.

In de auto zoek ik mijn spullen bijeen. Warme maar onopvallende kledij, had Frens gezegd, stevige schoenen en proviand: we zouden de eersten niet zijn die enkele uren vast komen te zitten. Om 11 uur bel ik Frens en Harrie op, ze zijn intussen ook gearriveerd. Ik haal hen er zó uit op het dorpsplein, met hun vele camera’s en de lange tas waarin hun statief zit. Geen urban explorer (kortweg urbexer) die ooit zonder op pad gaat: het is vaak donker in leegstaande panden, zonder statief krijg je al snel bewogen beelden. Maar ook: geen betere manier om honden op afstand te houden, zegt Harrie, dan zo’n lange staaf waarmee je vervaarlijk kunt zwaaien.

Ik heb Harrie en Frens nooit eerder ontmoet, wel hebben we de afgelopen dagen uitgebreid gebeld en gemaild. Ze waren de eersten – en bij de weinigen – die reageerden op een berichtje dat ik online had gezet: dat ik op zoek was naar ervaren explorers die me op sleeptouw wilden nemen. ‘Wij zijn een beetje uitzonderlijk in het urbex-milieu’, zegt Harrie. ‘Velen zijn erg op hun anonimiteit gesteld: omdat we iets illegaals doen, we dringen binnen op privéterrein, maar ook omdat ze de fijne plekken die ze vinden, liever niet met de wereld delen.’

Het maakt dat urbex-locaties haast altijd een schuilnaam krijgen, en dat hun adres op het internet zelden wordt vermeld. Ons pand vandaag staat als Château Lumière bekend, omdat het licht er zo mooi zou zijn. Frens kreeg de precieze plek na wat gesjacher van een Duitser los: ‘Hij vroeg me het adres van een ander pand, en ik heb deze ruil voorgesteld. Als wij van een locatie hebben genoten, waarom zou iemand anders dat niet mogen? Maar ik wil wel dat mensen oprecht zijn: smoesjes om me een locatie te ontfutselen, moet ik niet.’

Frens heeft op zijn blog zelfs enkele tips voor collega’s. Soms volstaat een website als panoramio.com, waarmee je via een kaart in een gebied kunt browsen, als je ‘ongeveer’ weet waar een pand zich bevindt. Soms zijn een paar muisklikken genoeg: wie Miranda Castle googlet, vindt al snel de echte naam van dat Belgische kasteel. En soms vergt het enig speurwerk: ‘Château H, dat kunnen al snel enkele honderden kastelen zijn. Dan duik ik in oude boeken en krantenarchieven, die geven vaak veel prijs.’

Land der leegstand

De deal met de Duitse collega blijkt alvast een mooie: hij heeft Frens ineens ook een plannetje gemaild, met opties om binnen te raken. Langs de voorzijde blijkt, oef, een noodoplossing, de meest aangewezen route loopt achterom. De villa ligt tegen een bergwand aangeplakt: als we die beklimmen en weer afdalen, komen we – zonder ongelukken – in de tuin van het huis terecht.

Ik prijs me gelukkig met mijn bottines, maar Harrie vloekt al snel: hij heeft zijn stapschoenen in de auto laten liggen, net als zijn donkere jas. In een knalrood exemplaar klautert hij de helling op, hij blinkt als een boei. De spanning, zegt hij met een brede lach. ‘Doordat dit verboden is, ben ik toch altijd in een state of arousal. Wij zijn als kinderen in een speeltuin, die elk moment het ballenbad in mogen.’

Harrie is historicus en 67 al (maar dat zie je hem niet aan), Frens pas 25 en fotograaf en online marketeer. Ze leerden elkaar zes jaar geleden kennen in de fotowinkel waar Frens aan de slag was, in Meppel, in het noorden van Nederland. Intussen trekken ze er minstens één keer per maand op uit, meestal met nog een zestal anderen. Château Lumière is een walhalla voor explorers, hebben ze me beloofd.

Eigenlijk zouden we een plek in België aandoen, het land van de leegstand: nergens vind je meer vervallen panden op zo’n beperkte oppervlakte bijeen. Dat heet een schande te zijn, maar voor urbexers is het een zegen. Een symbool voor de lethargie van onze bureaucratie, maar in alle verval ook van een ongekende schoonheid. ‘In Nederland krijgen leegstaande gebouwen meteen een herbestemming’, zegt Frens, ‘of ze gaan gelijk tegen de grond. Panden waarin de tijd jarenlang zijn werk mag doen, vind je bij ons haast niet. Ik ben in Doel geweest: daar liggen villa’s er nog precies bij zoals ze jaren geleden zijn achtergelaten.’

En toch werd het Frankrijk, alsnog. België kennen ze intussen als hun broekzak, en Château Lumière stond hoog op hun verlanglijstje, daarvoor wilden ze al eens wat kilometers rijden. Maar negen uur? Heen. En nog eens negen terug? ‘Het is het verste dat we ooit zijn gereden’, geeft Harrie toe. ‘Hoewel, ik heb zelfs in Amerika aan urban exploring gedaan, in een dorp waar ooit goudzoekers woonden. En Detroit is fantastisch. Wie aan urbex doet, kent geen grenzen.’

Dat leert ook het internet: voor Château Lumière rijden sommige Britten meer dan 3.000 kilometer. Veel urbexers maken hele tochten door Europa, met een roadmap waarop de highlights staan. Want dit is per definitie een online community: via Facebook wisselen ze tips & tricks en foto’s uit, en met websites als Google Maps, Google Earth en Bing Birdview kan haast elke plek op voorhand digitaal worden verkend.

Nooit alleen op pad

Ook Frens heeft zijn huiswerk gemaakt. Hij weet precies hoe lang we moeten klimmen voor we mogen afdalen. Dit is een spannend moment: is er een bewaker, kunnen omwonenden ons zien? Ik hoor honden, maar ze klinken nog niet vlakbij. De staaldraad die het terrein omheint, is op sommige plekken haast helemaal neergehaald, we stappen er zonder problemen overheen.

Behoedzaam zakken we af, Harrie moet zich ijlings aan een boom vastklampen als hij – met zijn gewone schoenen – aan het slippen gaat. ‘Een beetje meer naar links’, fluistert Frens, ‘zodat de buren ons niet zien.’ We gaan van boom tot boom, wachten even als Harrie stemmen denkt te horen. Vijf minuten later staan we in wat ooit de tuin van het monumentale pand moet zijn geweest. Oog in oog met een deux-chevauxtje, aan zijn lot overgelaten. De vooruit is ingeslagen, de deuren staan open en gifgroen mos wint het hier en daar al van het oorspronkelijke rood. Het bos is erg dichtbij gekomen, maar begroeid is de achtergevel van het huis nog niet.

Ik sla de takken en bladeren van me af, maar Harrie heeft zich al een weg naar binnen gewrongen, door een grote houten poort. ‘Echt Harrie’, zegt Frens, ‘híj is het die checkt of alles veilig is.’ Het duurt een paar lange minuten, maar dan is de nestor terug: groen licht, maar hij had het goed gehoord, dat van die stemmen. Er zíjn al mensen binnen. Collega’s gelukkig, geen koperdieven of vandalen. Voor Frens en Harrie is ander volk, zolang het er niet te veel is, een geruststelling: meer mankracht mochten er ongenode gasten komen, meer afleiding als de politie hen wil oppakken.

Het is hen al overkomen, vertelt Frens terwijl ook wij het huis binnengaan. De deur is van binnen met grote balken gebarricadeerd, maar ik kan er makkelijk tussen. Het gaat niet altijd zo vlot. Het principe is dat ze niets forceren of beschadigen om binnen te raken, maar ze durven wel eens aan een venster te wrikken. En soms gaan ze ondergronds, zoals in een oud theater in de buurt van Charleroi, waar Harrie vast kwam te zitten. ‘De groep heeft me er aan mijn benen uitgetrokken.’

Het verklaart waarom urbexers zelden alleen op pad gaan. Frens zakte ooit door de vloer van een fabriek in Coevorden. Hij bleef met één been steken en kon zich in veiligheid brengen, maar sindsdien gaat hij nooit meer alleen. Mark, een collega, overkwam het in Die weisse Dame, een fabriek in Duitsland waar betonrot de bovenste verdieping had aangetast. Hij kwam in glasscherven terecht en moest naar het ziekenhuis. En vorig jaar nog overleed een Vlaamse student na een val door de koepel van het Wintercircus in Gent, wellicht ook na een avond urban exploring. De plek, een voormalig circus met een glazen dak, was erg geliefd bij urbexers, maar is intussen hermetisch afgesloten.

Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn, vindt Harrie, die ooit in zijn eentje naar Fort Chartreuse in de buurt van Luik trok, ook zijn vrouw wist van niets. ‘Was er toen een deur achter mij dichtgevallen, geen mens had geweten waar ik was.’ Sommigen hebben altijd een deurkruk bij, voor het geval er in een pand geen klinken meer zijn. Maar zelfs goed voorbereid: wat urbexers doen, blijft illegaal. En dus strafbaar. Frens kreeg één keer een boete, nadat de politie hem in een oud psychiatrisch ziekenhuis had betrapt. En nog in Die weisse Dame moest hun groep het op een lopen zetten toen agenten binnenvielen. Harrie: ‘Maar ook voor bewakers moet je op je hoede zijn. Toen we voor Miranda Castle naar Wallonië waren gereden, stond de jachtopzichter op de uitkijk. Hij had net enkele duiven geschoten, het bloed hing nog aan zijn handen. We zijn onder bedreiging van zijn jachtgeweer afgedropen.’

Kasteel met vele kamers

Urbex Crew - Chateau LumiereHet lijken stoere verhalen, van mannen die kwajongens zijn gebleven, maar in de hal van het huis blijkt meteen waarvoor Frens en Harrie écht gekomen zijn. Ze zwijgen, grijpen naar hun camera’s en beginnen als gek te fotograferen. De verhoopte oase van licht is het kasteel niet, de luiken zijn dicht en dat houden ze liever zo, om de aandacht niet te trekken. Frens haalt een zaklamp boven. Mes, schroevendraaier, batterijen, breekijzer: noem het, hij heeft het.

‘Het eerste uur ben ik vaak zo euforisch’, zegt Harrie, ‘dat ik te snel wil gaan. Mijn beste beelden maak ik pas als ik tot rust ben gekomen. Ik ben historicus, ik ben gefascineerd door de schoonheid van verval. Door oude mensen, oude handen, die hard hebben gewerkt. En ook door oude gebouwen. Hier hebben mensen liefgehad, gegeten, gehuild, ruzie gemaakt, gebaald. Je ziet zo dat dit ooit een rijke familie moet zijn geweest, waarmee het plots bergaf is gegaan.’

Veel weten Frens en Harrie niet over de geschiedenis van het pand. Dat het gebouwd zou zijn in de vroege jaren 1900 door de nazaat van een rijke tabaksmagnaat, in neo-barokke stijl. En dat het sinds de jaren 50 vaak van eigenaar is veranderd, maar haast altijd heeft leeggestaan. Terwijl Harrie alle mogelijke camerastandpunten uitprobeert, gaat Frens op onderzoek uit. ‘Kijk dat kacheltje eens, prachtig toch. Dat vind ik zo mooi aan oude gebouwen: ze bevatten zoveel details die je in nieuwbouw niet meer ziet. Of die deurknop: kun je nog makkelijk 20 euro voor krijgen.’

Hij wordt wel eens door antiquairs aangesproken, met de vraag mooi meubilair mee te nemen. En hij weet zeker dat op de antiekmarkt in Tongeren spullen staan die uit oude huizen zijn ontvreemd. ‘Een kaart of een oude krant heb ik wel eens meegenomen, als souvenir, daarvan liggen er toch genoeg. Maar meubilair? Dat past niet in de urbex-filosofie. Leave nothing but footprints, take nothing but pictures, is ons motto. Maar mensen met minder goede bedoelingen zijn makkelijk te verleiden. Ik ken een villa met mahoniehouten kasten waarvoor je zeker nog 5.000 euro krijgt. En in Brussel was een oude veeartsenschool waar nog dierenkoppen op sterk water stonden, in oude apothekerskasten. Zeer gewild op antiekmarkten.’

We struinen verder. Rond de hal, met een majestueuze spiegel en een al even imposante trap, liggen tientallen ruimtes, drie verdiepingen hoog. Op de eerste etage ontdekt Frens een kamer vol kluizen. Hij prutst aan een cijferslot, zonder succes. Ook de marmeren badkamers stemmen mijn gidsen licht euforisch. Vooral omdat nergens een spoor van graffiti is. Harrie en Frens zijn geen liefhebbers van opschriften, maar er zijn ook urbexers die het net voor de graffiti doen. ‘Any pictures without graffiti will be erased’, promoot een urbex-groep zichzelf op Facebook. En zijn veel explorers vooral gefascineerd door historische gebouwen en oude huizen, anderen leggen zich exclusief op fabriekspanden toe, of op alles wat zich onder de grond bevindt: tunnels, riolen, buizen. Ook urban exploring is een huis met vele kamers.

Time for picture

Ik laat Harrie en Frens alleen met hun speeltjes, en ga op zoek naar de Franse fotograaf die hoger in het huis bezig is. Hij heeft een compagnon mee én een meisje dat model staat. Dat doen wel meer urbexers: het jonge model moet met het oude gebouw contrasteren. Ik huiver als ik het meisje zie: ik heb het ijzig koud, zelfs met handschoenen en een winterjas, zij staat daar in een zomerjurkje.

Het drietal heeft elkaar pas twee uur eerder voor het eerst ontmoet, vertelt de assistent. Alles liep via Facebook. ‘Meisjes die een paar goede foto’s willen, sturen een berichtje naar urbex-fotografen die modellen zoeken. Niemand wordt betaald. De meisjes hebben materiaal voor hun portfolio, de fotograaf mag de beelden op zijn website plaatsen.’ Een TFP-contract, noemt Harrie het later nog: time for picture.

Ik wil ook de fotograaf een paar vragen stellen, maar hij kijkt argwanend naar mijn schriftje. ‘Vous êtes journaliste? Je n’aime pas les journalistes’, zegt hij afgemeten. ‘Het is door jullie dat dit un bordel is geworden. Ik was hier een jaar geleden al: het is een schande hoeveel intussen gestolen en beschadigd is. Hoe meer jullie over urban exploring schrijven, hoe meer vandalen en criminelen erop afkomen.’

Ik snap wat hij bedoelt: blikjes, flessen, dozen, houten panelen die zijn afgetrokken, brokstukken. Ik beloof hem plechtig de locatie niet vrij te geven, hij ontdooit een beetje als hij hoort dat ik van een België ben. ‘Ah, schitterend land voor ons.’ Op zijn Iphone laat hij een urbex-kaart zien: erg veel rode speldenknopjes boven België inderdaad. ‘Jullie hebben zelfs een verlaten vliegtuig, de kepie van de piloot ligt nog in de cockpit, het interieur is haast intact.’

Over dit huis weet hij te vertellen dat de eigenaar verschillende winkels in de streek heeft, maar geen grote plannen voor zijn Château. Hij laat de tijd, en het weinige volk dat er komt, zijn gang gaan. Wel zouden de gendarmes eens twee Belgen hebben gearresteerd, maar die kwamen er zonder boete van af.

Urban exploring in Tsjernobyl, een droom

Vier uur na het begin van onze expeditie staan Harrie, Frens en ik weer op de stoep van Château Lumière, zonder boete. Mijn gidsen zijn in hun nopjes met de beelden die ze hebben gemaakt. ‘Echt een toplocatie’, is het oordeel, daar doet de rommel niets van af. Al blijft voor Frens Tsjernobyl de ultieme urbex-bestemming. Tegenwoordig word je er al voor 50 tot 75 euro per dag naartoe gebracht. ‘Nergens anders heeft de natuur het in zulke mate weer van de mens overgenomen. Wilde dieren zouden er al backpackers hebben aangevallen. En de straling is serieus afgenomen: was het gebied vroeger tot 30 kilometer rond de reactor afgezet, dan is die zone nu tot minder dan 20 kilometer herleid.’

Maar toch: hij wil graag kinderen, dát risico neemt hij voorlopig niet. Nog andere plekken genoeg te verkennen.


Dit artikel is gepubliceerd op 07 februari 2015, in ‘De Standaard weekblad’

Wij willen auteur Griet Plets bedanken voor de fijne samenwerking

En zo wordt je gevraagd om een reportage te schieten voor kwaliteitskrant ‘De Standaard’. Ieder weekend worden diverse thema’s in hun weekend magazine uitgelicht. Griet, een hoofdredactrice bij De Standaard is sinds kort ook gefascineerd geraakt door vervallen en verlaten panden. Het leek haar daarom een goed idee ook hier een uitgebreide reportage aan te …

Review Overview

Algemene staat van het pand
Toegankelijk
Details in gebouw

Totale beoordeling

Summary : Als je in de buurt bent van Colmar, Frankrijk zou ik je zeker adviseren om Chateau Lumiere te bezoeken. Een mooie Urbex locatie met prachtig licht.

80

About Frens van der Sluis

Is in het dagelijks leven Online marketeer en een freelance fotograaf. Fotografie kennis opgedaan tijdens zijn baan als verkoper in een fotovakhandel. Een kei in photoshop en vindt alle urbex locaties op het internet. Foto apparatuur: Canon EOS 70D + Tokina 12-24 + Tamron 17- 50 2.8